Hoe werkt het?
Hormonale veranderingen bij de moeder vlak na de geboorte, zorgen voor de productie van de eerste moedermelk, het zogenaamde colostrum. De hoeveelheid colostrum is klein, maar ruim voldoende voor de eerste dagen na de geboorte. In het begin drinkt de baby namelijk iedere voeding maar kleine hoeveelheden (druppels). Dit lijkt weinig, echter een maagje van een pasgeboren baby is slechts zo groot als het bovenste kootje van een pink. Naar gelang de melkproduktie toe gaat nemen, zal ook het maagje langzaam aan opgerekt gaan worden. Naast de kleine maaginhoud hebben pasgeboren baby’s ook extra vetreserves tussen hun organen. Je hoeft je dus geen zorgen te maken dat je kindje voeding tekort komt.
De eerste 24 uur na de bevalling zijn erg belangrijk in het goed tot stand komen van de borstvoeding. Een goed begin is het halve werk en regelmatig stimuleren is dan ook erg belangrijk.
Tussen de 2e en 4e dag na de bevalling komt de productie van de moedermelk echt goed op gang. En juist dan gaat de baby ook meer honger krijgen. De natuur heeft het dus prima geregeld. Het drinken van je kindje is dan de belangrijkste prikkel om de melkproductie op gang te houden. In de eerste dagen frequent aanleggen stimuleert een snellere stijging van de melkproductie. Vrouwen die al eerder borstvoeding hebben gegeven, hebben vaak een hogere en snellere melkproductie.
Als de borstvoeding eenmaal op gang is werkt dit als een vraag en aanbod systeem. Doordat je kindje aan de borst drinkt, komen hormonen vrij die de melkproductie en melkafgifte stimuleren. Hoe vaker een moeder borstvoeding geeft, hoe meer melk de borst aanmaakt. Hoe leger de borst gedronken wordt, hoe sneller je lichaam een signaal krijgt om de melkproductie weer aan te maken. Kortom, de behoefte van je kindje bepaald de melkproductie.
Als de spanning van je borsten afneemt betekent dit niet dat je te weinig voeding hebt. Het kan zijn dat het vraag en aanbod systeem op elkaar is afgestemd en dat je geen overproductie meer hebt.